Daarover zijn nog steeds misverstanden. Ik herinner me een keer toen ik naast mijn praktijk nog een ‘degelijke’ baan had in een ziekenhuis. Ik liep vanaf het parkeerterrein naar de ingang daar en werd aangesproken door een collega die had gezien dat ik daar -weer- een mindfulnesstraining ging geven. ‘Jij??’ zei ze heel verrast, ‘doe jij zoiets? Dat vind ik nou helemaal niks voor jou…’.
Bij haar leefde het beeld dat het zweverig was. En dat gaf me een kans om het er iets uitgebreider over te hebben dan wat zij al dacht te weten. Wat is meer zweverig, dat we leren om meer zicht te krijgen op de realiteit, of dat we onszelf verliezen in gedachten en speculaties? Gevolg was dat ze een training is gaan doen!
Ook sprak ik eens iemand die hoorde dat ik zelfcompassietrainingen geef. ‘Goh, moet je daar echt een cursus in doen? In zelfmedelijden?? Dat hoeven we toch helemaal niet te leren?’
En ik was blij met deze opening want toen kon ik uitleggen dat zelfcompassie precies het omgekeerde was.
Zelfmedelijden is een onbewust zwelgen in je leed, je ermee identificeren. Zelfcompassie is juist de realiteit van je leven beter te zien, en daarop vaardiger leren reageren. Dat vergt ook moed, want anders durven we niet naar de moeilijke dingen te kijken. Het is dus ook allesbehalve soft. En het heeft ook niks te maken met egoïsme, want navelstaren dat is wat we doen als we in onzekerheid blijven hangen. Daaruit komen, dat is waar zelfcompassie over gaat.
Het zijn geen wondermiddelen, want het kost energie en tijd om te leren. Net zoals alle nieuwe dingen trouwens. Bedenk maar eens hoeveel tijd het je kostte om te leren zwemmen, of een muziekinstrument te leren bespelen. Maar na verloop van tijd werd het gemakkelijker, of niet dan?
Oefening baart echt kunst!